Vóór het plaatsen moeten de panelen acclimatiseren. Leg de ongeopende pakketten hiervoor ca. 48 uur plat in het midden van de ruimte waar u ze wilt plaatsen. De kamertemperatuur moet ca. 20 °C (minstens 15 °C) bedragen, bij een relatieve luchtvochtigheid van ca. 30–65%.
Let erop dat de muren en het plafond droog zijn, en dus een maximale restvochtigheid van 5% hebben.
Aangezien de wandpanelen en plafondpanelen uitsluitend geschikt zijn voor binnenruimtes, dient u af te zien van gebruik in een woonserre of als bekleding van een dakkapel vanwege het sterke zonlicht en daarmee samenhangende temperatuurschommelingen. Stel de decorpanelen niet bloot aan aanhoudende temperaturen van meer dan 110° C (bijv. plafondspotjes, verwarming, etc.)
Als het muur- of plafondoppervlak dat u met de panelen wilt bekleden groter of breder dan 10 meter is, dan is een bewegingsvoeg noodzakelijk. Deze dekt u af met een behanglijst in bijpassende kleur. Bij het monteren is het bovendien belangrijk dat u bij alle wanden en andere vaste bouwelementen een afstand van minstens 10 - 14 mm aanhoudt.
Let er bij de montage op dat er ook achter de lambrisering luchtcirculatie kan plaatsvinden (eventueel tengels aanbrengen). Vermijd in ieder geval luchtophoping!
De MEISTER-panelen voor vochtige ruimtes zijn niet toegelaten voor gebruik bij opspattend water. Ze mogen dus niet worden aangebracht in de douche of rondom thuiszwembaden. Achter de lambriseringen is luchtcirculatie absoluut noodzakelijk! Gebruik in vochtige ruimtes alleen montagemateriaal dat tegen corrosie beschermd is.
Bevestigingsmateriaal:
Voor het aanbrengen van fineer- en decorpanelen kan ook het montageprofiel type 8 met montageclip TOP 15 worden gebruikt. Dit geldt niet voor MeisterPanels. tertio DP 250 en DP 200!
Leg de montageprofielen type 8 met een onderlinge afstand van max. 40 cm (afb. 1). Het profiel wordt dwars op de paneellengte gemonteerd en zodanig bevestigd, dat er een vlakke onderconstructie ontstaat. Schroef de onderconstructie met geschikte pluggen of schroeven om de 40–50 centimeter vast aan het onafgewerkte plafond of aan de muur. Kleine oneffenheden van de muur of plafond kunt u corrigeren door er afstandhouders of houten afstandswiggen onder te leggen. Om het profiel in te korten, gebruikt u een gangbare beugelzaag voor metaal of een haakse slijper met een blad voor metaal. Bij het gebruik van montageprofiel type 8 dient erop te worden gelet, dat er voor het installeren van MEISTER-inbouwspots een minimale afstand van 20 mm nodig is. Dit kan worden bereikt door het profiel met een afstandhouder van tenminste 12 mm tegen de wand of het plafond te monteren.
Om te voorkomen dat het oppervlak van de wandpanelen en plafondpanelen beschadigd raken, moet u bij het afzagen van de elementen rekening houden met het volgende: Bij zaagtafels ligt de decorzijde boven, bij decoupeer- of handcirkelzagen onder.
Begin door het eerste volledige paneel in de linkerhoek van de ruimte te leggen, met de veerkanten naar de wand wijzend. Van het eerste paneel moet zowel aan de korte als aan de lange zijde de veer worden afgezaagd. Verwijder bij alle volgende panelen in de eerste rij uitsluitend de veer van de lange zijde. Neem hierbij een rondomlopende afstand van 10–14 mm vanaf de wand in acht.
De rij panelen wordt op de onderconstructie (rails) aangebracht. Markeer het midden van de rails met een potlood. Nadat deze maat op de achterzijde is overgenomen, bevestigt u met de meegeleverde schroeven de begin- en eindclip op 2 cm afstand van de buitenste rand op de achterzijde van het paneel. De schroeven moeten in het midden van de uitstansing worden bevestigd om onnauwkeurigheden gelijk te kunnen maken. Draai de schroeven stevig vast, maar niet dol. Als de clip niet goed vastklikt, werd de sleuf in het profiel bij het inkorten misschien samengedrukt. Buig het profiel in dat geval weer recht tot de oorspronkelijke maat, zodat de begin- en eindclips duidelijk vastklikken.
De eerste rij klemmen TOP 15 op het profiel opendraaien, in de groef van het paneel schuiven en vastzetten. Na het plaatsen van de eerste rij panelen, de montageclips met schroeven of klinknagels fixeren om te voorkomen dat deze bij de verdere montage verschuiven. Steek het volgende paneel met de veer in de groef en bevestig deze met de klem TOP 15, zoals boven beschreven.
U kunt de overige rijen een voor een volgens dit schema leggen. Snijd de laatste panelen van elke rij zodanig bij, dat er tenminste 10–14 mm afstand tot de muur is. De laatste rij panelen kan net zoals de eerste rij met de beginclip/eindclip worden aangebracht. Om de beginclips/eindclips op de laatste rij aan te brengen, markeert u de positie van het montageprofiel met behulp van een stukje tape en neemt u de positie van het profiel over op de achterkant van het paneel.
Ter afdekking van de rondomlopende bewegingsvoegen en voor een fraaiere optiek, gebruikt u MEISTER-plafondlijsten. Voor allerlei probleemoplossingen zoals overgangen bij schuine daken, omlijsten van dakvensters, bekleden van bovendorpels etc. staan u bovendien de hoek-, vouw-, hol- en afdeklijsten van MEISTER ter montage ter beschikking.
Laat de lijsten van uw plafondpanelen of wandpanelen niet met siliconenproducten in contact komen.
Voor demontage begint u met het laatst gemonteerde paneel.
Begin met de onderconstructie, daarbij monteert u indien mogelijk enkelzijdig geschaafde, droge tengels met een minimum dwarsdoorsnede van 20 × 40 millimeter. De tengels mogen maximaal 40 centimeter van elkaar liggen. U moet de tengels dwars op de paneellengte monteren en zodanig bevestigen, dat er een vlakke onderconstructie ontstaat. Schroef de onderconstructie met geschikte pluggen of schroeven om de 40–50 centimeter vast aan het ruwe plafond resp. aan de muur. Kleine oneffenheden in de wand of het plafond kunt u door het eronder plaatsen van kleine houten afstandswiggen corrigeren.
Om voorafgaand aan de montage beschadiging van het oppervlak te vermijden, houdt u bij het afzagen van de elementen rekening met het volgende: Bij zaagtafels ligt de decorzijde boven, bij decoupeer- of handcirkelzagen onder.
Begin door het eerste volledige paneel in de linkerhoek van de ruimte te leggen, met de veerkanten naar de wand wijzend. Van het eerste paneel moet zowel aan de korte als aan de lange zijde de veer worden afgezaagd. Verwijder bij alle volgende panelen in de eerste rij uitsluitend de veer van de lange zijde.
Richt het eerste paneel met de groefzijde naar het midden van de ruimte en bevestig het direct bij de wand met standaard verzonken kopschroeven 3,0 x 30 mm, zodat deze later weer worden afgedekt door de plafondlijst. Neem hierbij een rondomlopende afstand van 10–14 millimeter vanaf de wand in acht. Schuif nu de schroefklemmen in de groef van het paneel en schroef deze vast aan de onderconstructie. Let erop dat het paneel aan elke tengel van de onderconstructie is bevestigd met een schroefklem. Het volgende paneel steekt u met de veer in de groef en bevestigt het met de schroefklem, zoals boven beschreven. U kunt de overige rijen een voor een volgens dit schema leggen.
Snijd de laatste panelen van elke rij zodanig bij, dat er minstens 10–14 millimeter afstand tot de muur is. Om de laatste rij te leggen gebruikt u een reststuk waarop u de vereiste paneelbreedte markeert (houd rekening met minstens 10–14 mm wandafstand). Het paneel bevestigt u direct bij de wand met standaard verzonken kopschroeven 3,0 x 30 mm, net zoals het paneel uit de eerste rij.
Ter afdekking van de rondomlopende bewegingsvoegen en voor een fraaiere optiek, gebruikt u MEISTER-plafondlijsten. Voor allerlei probleemoplossingen zoals overgangen bij schuine daken, omlijsten van dakvensters, bekleden van bovendorpels etc. staan u bovendien de hoek-, vouw-, hol- en afdeklijsten van MEISTER ter beschikking.
Zorg ervoor dat de lijsten niet in contact komen met siliconenproducten.
Voor demontage begint u met het laatst gemonteerde paneel.