De houten vloer moet voor het leggen acclimatiseren. Leg de ongeopende pakketten hiervoor ca. 48 uur (in de winter ca. 3 à 4 dagen) plat in het midden van de ruimte waarin de vloer wordt gelegd. De kamertemperatuur moet ca. 20 °C (minstens 15 °C) bedragen, bij een relatieve luchtvochtigheid van ca. 30–65%.
Als contactgeluiddempende onderlaag gebruikt u MEISTER-schuimfolie, MEISTER-Silence 15 DB, MEISTER-Silence 20, MEISTER-Silence 25 DB of MEISTER-Twin Control. (Bij het gebruik van MEISTER-Silence 25 DB, MEISTER-Silence 15 DB of MEISTER-Twin Control is een extra PE-folie van 0,2 millimeter overbodig.)
Begin met het plaatsen van de eerste volledige plank in de linkerhoek van de kamer met de veerzijde naar de wand gericht
Verwijder van alle planken die in de eerste rij worden geplaatst uitsluitend de veer van de lange zijde. Met behulp van wiggen kunt u gemakkelijk de afstand van minstens 15 millimeter tot de wand aanhouden (afb. 1).
Leg de volgende complete plank met de kopse kant in plank 1 (afb. 2). Leg de overige planken van deze rij op dezelfde wijze over de gehele kamerbreedte.
De laatste planken van iedere rij worden zo op maat gezaagd dat er een afstand van minstens 15 millimeter tot de wand wordt aangehouden (afb. 3). Als het reststuk van de plank minstens 40 centimeter lang is, kunt u het bij een van de volgende rijen als beginstuk gebruiken.
Let erop dat de planken van de eerste rij netjes recht liggen. Zaag de eerste plank van de tweede rij af op ca. 80 centimeter. Deze plank voegt u vlak met de veer zo ver mogelijk in de groefzijde van de vorige plankenrij en drukt u langzaam naar beneden in een draaiende vooruit-omlaag-beweging (afb. 4). De plank moet daarbij vastklikken in de ervoor gelegde rij (afb. 5).
De volgende complete plank wordt net als de vorige eerst aan de lange zijde vlak erin gedraaid en nog voor het laten zakken met de kopse kant dicht tegen de vorige plank geschoven. Vervolgens drukt u de plank langzaam naar beneden met een draaiende vooruit-omlaag beweging (afb. 6). De plank moet daarbij in de ervoor gelegde rij vastklikken en de kopse voeg met de vorige plank moet gesloten zijn.
U kunt de overige rijen een voor een volgens dit schema leggen. Let erop dat de afstand tussen de kopse voegen steeds minstens 40 centimeter moet bedragen (afb. 7).
Voor het invoegen van de laatste rij gebruikt u een stuk overgeschoten plank waarop u de resterende plankbreedte kunt aftekenen (rekening houdend minstens 15 millimeter afstand tot de wand).
Bij de plank waar u de juiste breedte op hebt aangegeven, moet u de kunststof veer aan de kopse zijde met een stukje plank naar voren uit de kopse groef schuiven (afb. 8).
Om de plank op maat te zagen, begint u aan de kopse zijde van de kunststof veer (afb. 9). Na het zagen van de plank moet u de kunststof veer aan de kopse kant weer in de groef terugschuiven (afb. 10).
Begin het leggen van de laatste rij in de rechterhoek van de ruimte (minstens 15 mm afstand tot de wand aanhouden) en voeg de lange zijde van de plank schuin in de voorlaatste rij. De volgende plank wordt net als hiervoor met de lange zijde ingedraaid en aan de kopse kant neergelegd (afb. 11).
Schuif de kunststof veer die aan de kant van de wand uitsteekt (afb. 12) bijvoorbeeld met een aanslagijzer, spatel of schroevendraaier terug in de kopverbinding (afb. 13).
Alvorens de plinten aan te brengen moet u de houten afstandswiggen langs de wanden verwijderen. Ter afdekking van de rondomlopende bewegingsvoegen gebruikt u de met houtfineer ommantelde MEISTER-plinten. Zorg ervoor dat de plinten niet in contact komen met siliconenproducten.